Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Invoerings- en aanpassingswet Wet op het financieel toezicht

 

Artikel 58
1
Een vergunning die is verleend op grond van artikel 2 van de Wet toezicht kredietwezen of op grond van artikel 62 van die wet of 7 van de Postbankwet wordt geacht te zijn verleend aan een bank met zetel in Nederland, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:11, eerste lid, van laatstgenoemde wet, voorzover voor het uitoefenen van het bedrijf van de houder van die vergunning een vergunning is vereist.
2
Een vergunning die is verleend op grond van artikel 2 van de Wet toezicht kredietwezen of op grond van artikel 62 van die wet wordt geacht te zijn verleend aan een bank als bedoeld in artikel 112, tweede lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:21 van die wet, voorzover voor het uitoefenen van het bedrijf van de houder van die vergunning een vergunning als bedoeld in dat artikel is vereist.
3
Een bank als bedoeld in artikel 112, derde lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 die een vergunning heeft op grond van artikel 2 van de Wet toezicht kredietwezen of op grond van artikel 62 van de eerstgenoemde wet wordt geacht een vergunning te hebben verkregen, en die op grond van artikel 112, derde lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 wordt geacht te hebben voldaan aan het bepaalde, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdelen b en c, van die wet, wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht geacht te beschikken over de mededeling, bedoeld in artikel 2:15 van laatstgenoemde wet.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •